Onderzoek naar voorspellen van dementie via taalgebruik en spraak

Onderzoek naar voorspellen van dementie via taalgebruik en spraak

Onderzoek naar voorspellen van dementie via taalgebruik en spraak

De eerste verschijnselen van dementie kunnen voor omstanders soms lange tijd verborgen blijven. Pas wanneer de ziekte zich in een later stadium bevindt, worden de symptomen zichtbaarder voor de omgeving. Aan de Rijksuniversiteit Groningen vindt momenteel onderzoek plaats naar het inzetten van software om dementie vroegtijdig te kunnen diagnosticeren bij jongere mensen. Door het taalgebruik en de spreekvaardigheid van proefpersonen te analyseren, hopen de onderzoekers afwijkingen op te kunnen sporen die een mogelijke aanwijzing zijn voor dementie.

Dementie komt voor in vele verschillende varianten en treft niet alleen mensen op hoge leeftijd, maar ook relatief jonge mensen onder de 65 jaar. Alzheimer en frontotemporale dementie (FTD) zijn twee vormen die regelmatig op jongere leeftijd worden gezien. Deze laatstgenoemde variant kenmerkt zich onder andere door het ontstaan van problemen met taal en spraak. Promovendus Roelant Ossewaarde richt zich in zijn onderzoek daarom op (subtiele) verschillen in taalgebruik tussen dementiepatiënten en proefpersonen zonder dementie om de hersenziekte in een vroeg stadium te kunnen signaleren.

“Als mensen vergevorderde dementie hebben dan merk je het meteen. Daar heb je geen specifieke kennis voor nodig. Ze gaan bijvoorbeeld minder woorden gebruiken, of meer woorden met minder inhoud. Maar wij zijn juist op zoek naar de kenmerken in taal die als allereerste optreden”, aldus Ossewaarde in een artikel van NEMO Kennislink. “Om die subtiliteit te horen, heb je bepaalde software nodig. Die zijn we nu aan het ontwikkelen, want voor het Nederlands bestaat er nog geen spraakanalyse-software voor deze specifieke groep mensen.”

Opnames vergelijken

De patiënten die aan het onderzoek meedoen zijn gediagnosticeerd met een specifieke variant van frontotemporale dementie, genaamd primair progressieve afasie (PPA). De klachten met taal en spraak ontstaan bij deze variant geleidelijk en nemen met de tijd langzaam toe. Om het taalgebruik van de proefpersonen te analyseren, voert Ossewaarde verschillende gesprekken met hen waarna de audio-opnames van de gesprekken met behulp van software worden onderzocht.

“De vraag is natuurlijk: wanneer is het eerste moment dat je het kunt horen en daar heb je de subtiliteit van de software wel bij nodig. De patronen zie je pas als je naar een heel lange opname luistert. Dan pas beginnen die statistische verbanden tussen al die talige aspecten op te vallen. Maar dat is heel moeilijk om te analyseren, want een half uur spraak in detail uitwerken is heel erg tijdrovend. Daarom proberen wij daar spraakanalyse-software voor te gebruiken, die we daar speciaal voor aanpassen, want die is er eigenlijk nog niet voor deze groep.”

De spraak van de proefpersonen wordt onder andere onderzocht op woordgebruik, hoe vloeiend er wordt gesproken en op de complexiteit van de zinnen. “Het algoritme kan al die variabelen op allerlei mogelijke manieren combineren en komt dan tot veel sterkere voorspellingen”, aldus de promovendus. “En omdat we de diagnoses van deze mensen uiteindelijk ook kennen, want ze lopen mee in een ziekenhuis in een klinisch traject, kunnen we de uitkomsten vergelijken met wat de neuroloog zegt. En daar zien we dat de machine learning best wel goed kan voorspellen wie in de controle- en wie in de patiëntengroep hoort te zitten. Mijn taak als wetenschapper is nu om te onderzoeken waarom het algoritme die voorspelling heeft gemaakt. […] Veel mensen die ik spreek zeggen: het duurde lang voordat mijn neuroloog herkende dat ik dit heb in plaats van dat. Het maakt hun lot draaglijker als ze weten wat ze hebben, als het labeltje klopt.”

Mogelijke toepassingen

Ook voor het inzetten van therapieën is het zinvol om snel de juiste diagnose te kunnen stellen. Hoogleraar Neurolinguïstiek Roel Jonkers, promotor van het onderzoek, vertelt: “Met therapie help je dementerenden en hun naasten om te gaan met hun problemen. De problemen zijn heel erg persoonsgebonden: of de hersenschade net een stukje naar voren of naar achteren zit, heeft invloed op je taalgebruik. Zo is er een vloeiende en een niet-vloeiende variant. Bij de vloeiende variant hebben patiënten vooral problemen met betekenis van taal, bij de niet-vloeiende variant hebben ze meer grammaticale problemen. De logopedist kan dan therapie op maat bieden.”

“Misschien komt er ook wel een moment dat er methodes zijn om dementie te behandelen – dat het beperkt wordt of misschien zelfs tegengehouden kan worden”, vervolgt hij. “Ook dan wil je zo vroeg mogelijk weten dat het er is. Dus we moeten niet wachten tot dat medicijn er is en dan kijken hoe we gaan diagnosticeren, dat moeten we tegelijk doen. Vandaar dat we er nu al mee bezig zijn.”

Lees hier het volledige artikel van NEMO Kennislink.

Geen reactie's

Geef een reactie