
10 jul Vluchteling is gebaat bij psychosociale ondersteuning, maar heeft ook werk en vrienden nodig
Persbericht Radboud Universiteit
Vluchtelingen hebben meer kans op psychische problemen dan de gemiddelde mens door hun migratie-ervaringen en socio-economische status. Psychosociale ondersteuning helpt daarbij, maar moet niet op zichzelf staan. Investeer verder in het sociale leven van vluchtelingen en ongedocumenteerden, bijvoorbeeld door hen toegang te geven tot werk en onderwijs. Dat betoogt sociale wetenschapper Tessa Ubels. “Mensen gaan hun psycholoog vaak als vriend zien. Dat is op zich geen probleem, maar wel als ze verder geen vrienden hebben.” Ubels verdedigde vorige maand haar proefschrift aan de Radboud Universiteit.
De psychosociale gevolgen van (gedwongen) migratie zijn groot. Migranten hebben vaak te kampen met stress, verlies en gevoelens van uitsluiting. “We weten al dat psychosociale hulp helpt tegen zulke angstklachten en depressies”, legt Ubels uit. “Maar we wisten nog niet zo veel over de rol van psychosociale hulp in het sociale leven van vluchtelingen. Als je psychische gezondheid niet zo goed is, werkt dat vaak door in je sociale leven, omdat je je minder onder de mensen begeeft. Als mensen minder sociale contacten hebben, werken hulpprogramma’s minder goed.”
Om die sociale situatie in kaart te brengen vroeg Ubels bijvoorbeeld hoeveel contacten mensen hebben in hun nieuwe omgeving en of ze werken. “Gesprekken met een psycholoog werken vooral goed als iemand ook praat met vrienden of kennissen in de omgeving en niet alleen afhankelijk is van de psycholoog.”
Nederland en Oeganda
Ubels deed uitgebreid onderzoek binnen een groep ongedocumenteerden in Nederland en vluchtelingen in Oeganda. In Nederland gaat het dan bijvoorbeeld om afgewezen asielzoekers die soms niet kunnen terugkeren of mensen die een verlopen verblijfsstatus hebben. “Het is een groep die in een zeer kwetsbare positie zit”, aldus de onderzoeker. “Er zijn naar schatting ongeveer 40.000 ongedocumenteerden in Nederland, maar omdat ze vaak onder de radar blijven is het lastig om contact met ze te houden.”
In Oeganda was het makkelijker om met vluchtelingen te spreken. Daar ging Ubels naar een ‘settlement’, die bijna 70 jaar bestaat en waar meer dan 170.000 vluchtelingen bij elkaar wonen. “In die gemeenschap zijn de rechten voor vluchtelingen goed geregeld, maar zijn er onvoldoende voorzieningen. Dat is bij Nederlandse ongedocumenteerden andersom: hier is genoeg gezondheidszorg, maar heeft deze groep er beperkt toegang tot.”
Brood op de plank
De mensen die ze volgde, deden mee aan verschillende hulpprogramma’s. In Nederland waren er ongedocumenteerden die regelmatig gesprekken voerden met een psycholoog, anderen volgden groepsworkshops of wisselden ervaringen uit met anderen over omgaan met stress of toegang krijgen tot de gezondheidszorg. In Oeganda volgde Ubels een programma waarin vluchtelingen elkaar helpen in moeilijke situaties.
“Psychosociale ondersteuning is belangrijk om mensen meer vertrouwen te geven in zichzelf en in hun toekomst”, aldus Ubels. “Maar het is niet dé oplossing. In het Oegandese programma zetten de vluchtelingen ook eigen bedrijfjes op of verbouwen ze voedsel, waardoor ze in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. En in Nederland zijn de mensen die wat (vrijwilligers)werk doen toch vaak beter af, omdat mensen hen dan zien staan. Als je wil dat hulpprogramma’s op de lange termijn werken, moeten de randvoorwaarden wel geregeld zijn: genoeg geld en eten in huis.” Deze randvoorwaarden komen, door de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking en strenger migratiebeleid, steeds meer onder druk te staan.
Volgens Ubels zijn vluchtelingen en ongedocumenteerden in Nederland ook gebaat bij hulpprogramma’s die niet specifiek gericht zijn op deze doelgroep. “Natuurlijk moet er een aanpak zijn die specifiek op hun situatie gericht is, maar sommige problemen binnen deze groep zijn ook maatschappelijk, zoals armoede of eenzaamheid. Door plekken te creëren waar mensen met verschillende achtergronden samen kunnen komen, creëer je meer diverse sociale netwerken. Dit soort initiatieven bestaan al, voornamelijk op buurtniveau, en kunnen uitgebreid worden. Zo zijn vluchtelingen ook niet meer afhankelijk van één hulporganisatie.”
Geen reactie's