Regelmatig aan het wegdromen? Je brein doet dit niet zomaar

Regelmatig aan het wegdromen? Je brein doet dit niet zomaar

Regelmatig aan het wegdromen? Je brein doet dit niet zomaar

Dwalende gedachten, dagdromen, er even ‘niet helemaal bij zijn’: het overkomt iedereen wel eens, de een wat vaker dan de ander. Hoewel dit in het verleden vooral als een negatief fenomeen werd gezien, is inmiddels gebleken dat het brein niet zomaar afdwaalt van het moment. Welke functie(s) het wegdromen precies heeft en waar het door wordt veroorzaakt, wordt door diverse wetenschappers onderzocht. Trouw sprak vorige maand met Myrthe Faber, een Nederlandse onderzoekster die zich bezighoudt met het dwalen van gedachten tijdens het lezen.

Volgens Faber wordt er op dit moment met name onderzoek gedaan naar de nadelige gevolgen van het wegdromen, zoals concentratieverlies of een verminderde reactiesnelheid. Maar dat is niet wat haar het meest interesseert aan het fenomeen: “Mijn vraag is meer: waarom doen we dit eigenlijk? Wat kan de functie zijn van dwalende gedachten? Want we doen het heel veel; tijdens lezen zijn onze gedachten gemiddeld 20 procent van de tijd ergens anders.”

Meer dan een breinpauze

Jonathan Smallwood, een Schotse onderzoeker, is ervan overtuigd dat het dwalen van gedachten een belangrijke functie heeft: “Ik heb nooit gedacht dat dwalende gedachten slechts een breinpauze zijn. Ze zijn een integraal deel van onze cognitie, en net zo belangrijk voor hoe we omgaan met de eisen die onze omgeving stelt. Ons brein is gemaakt om te dwalen. We zouden deze mensensoort niet zijn als we dit niet zouden kunnen.”

Eerder kwamen onderzoekers al tot de ontdekking dat het wegdromen minder wordt naarmate je ouder wordt. Volgens Smallwood is dat logisch te verklaren en hebben ouderen het dwalen veel minder nodig: “Als je jong bent, wil je van alles en nog wat. Je bent ambitieus, gaat voor goud. Ouderen weten dat er meer blinkt dan alleen goud. Ze hoeven zich minder druk te maken. De capaciteiten van hun brein zijn misschien minder, maar ze zijn wijzer.”

Ook hij vindt dat het fenomeen in een positiever daglicht mag komen te staan: “Omdat het zo’n integraal deel is van onze cognitie, is het filosofisch onzinnig om te zeggen of gedachtendwalen goed of fout is, en wat de kosten en baten zijn. Als een student tijdens een college afdwaalt, kun je zeggen: die volgt de les niet meer, en dat levert kosten op. Maar voor de student hoeven die dwalende gedachten geen kosten te zijn; misschien heeft die wel een prachtige reis beleefd.”

Leesgedrag

Om te achterhalen op welke momenten de gedachten tijdens het lezen van een tekst afdwalen, gaat Faber op verschillende manieren het leesgedrag van proefpersonen bestuderen. Zo worden de proefpersonen onder andere gevraagd naar hun ervaringen: “Als je van tevoren zegt dat je het dwalen van gedachten wilt gaan meten, dan gaan ze er extra op letten. Dus dat moet je inkleden. En je kunt mensen achteraf vragen op welke momenten hun gedachten afdwaalden, maar je kunt ze ook regelmatig even storen met de vraag: waar denk je nu aan? En verder meten we hoe goed mensen een tekst hebben begrepen. Ook dat is een indicatie voor gedachtendwalen”, aldus de onderzoekster.

Wat de ogen vertellen

Daarnaast worden in het onderzoek de oogbewegingen tijdens het lezen gemeten, als indicator voor het dwalen van gedachten. Faber: “Lezen is een heel regelmatig proces, we weten precies hoelang het oog bij een zelfstandig naamwoord of een lidwoord blijft. Als gedachten afdwalen, wordt dat patroon onregelmatiger; het oog blijft te lang hangen bij een lidwoord, of de ogen gaan terug in de tekst, en weer vooruit. Wat we meten aan oogbewegingen kunnen we verbinden aan wat proefpersonen zelf rapporteren.”

Ook kunnen oogbewegingen iets zeggen over de reden van het wegdwalen: “Als gedachten gaan dwalen door iets wat helemaal niet met de tekst te maken heeft – je denkt tijdens het lezen ineens aan de boodschappen die je nog moet doen of aan iemands verjaardag – dan worden oogbewegingen heel onregelmatig. Veel onregelmatiger dan wanneer gedachten gaan dwalen door iets in de tekst of door een associatie die de tekst oproept.” Dat laatste kan juist behulpzaam zijn voor het begrijpen van een tekst.

In haar onderzoek wil Faber nu tevens naar hersenactiviteit gaan kijken. Niet alleen losse hersengebieden, maar ook bepaalde netwerken in het brein neemt ze onder de loep. Op die manier hoopt ze het dwalen van de gedachten nog beter te kunnen volgen en begrijpen.

Lees hier het volledige artikel van Trouw.

Geen reactie's

Geef een reactie