Gemengde reacties binnen de ggz op het Integraal Zorgakkoord

Gemengde reacties binnen de ggz op het Integraal Zorgakkoord

Gemengde reacties binnen de ggz op het Integraal Zorgakkoord

Binnen de geestelijke gezondheidszorg zijn de meningen vooralsnog verdeeld over het Integraal Zorgakkoord (IZA). Diverse partijen hebben het akkoord inmiddels ondertekend, maar er is ook nog kritiek op de plannen. Zo zijn onder andere het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en MIND terughoudend, zij plaatsen de nodige kanttekeningen bij de inhoud van het IZA. We zetten enkele visies van verschillende partijen op een rijtje.

Op 16 september berichtte de Rijksoverheid dat vele partijen in diverse takken van de gezondheidszorg samen met het ministerie van VWS het Integraal Zorgakkoord hadden ondertekend. “Met dit akkoord is een belangrijke stap gezet om de grote uitdagingen waar de zorg voor staat het hoofd te bieden. In het integraal zorgakkoord wordt onder meer afgesproken dat partijen intensiever met elkaar moeten samenwerken, de eerstelijnszorg versterkt moet worden en er meer wordt ingezet op preventie. Ook moet het voor zorgverleners aantrekkelijk zijn en blijven om in de zorg te werken. Het is voor het eerst dat zoveel partijen over de hele breedte van de zorg, samen afspraken maken over de koers voor de komende jaren”, klonk het in het bericht.

Een korte toelichting op deze uitgangspunten van het akkoord: “Verregaande samenwerking tussen de regio’s en de verschillende zorgdomeinen, zoals de huisartsenzorg, de geestelijke gezondheidszorg, gemeentes en de ziekenhuizen is één van de uitgangspunten van het integraal zorgakkoord. Ook het versterken van de eerstelijnszorg met meer tijd voor patiënten en het stimuleren van een gezonde leefstijl om te voorkomen dat zorg nodig is speelt een grote rol in het akkoord. Evenals de focus op passende zorg: zorg die aantoonbaar werkt, op de juist plek, in overleg met de patiënt.”

“Daarnaast is afgesproken dat het aantrekkelijk moet zijn en blijven om in de zorg te werken, onder andere door carrièremogelijkheden voor zorgpersoneel te verbeteren, de werkdruk te verlagen en de administratieve taken te beperken. De beschikbare capaciteit moet optimaal worden ingezet zonder verspilling van tijd, energie en geld. Daarvoor moet bijvoorbeeld de gegevensuitwisseling tussen zorgverleners onderling en tussen zorgverleners en patiënten worden verbeterd en moet er meer gebruik worden gemaakt van technologische hulpmiddelen, om patiënten digitaal en op afstand te kunnen helpen, waar dat kan. Op die manier kunnen mensen sneller, en bij voorkeur in hun thuisomgeving worden geholpen.”

Eens met de plannen

Een van de partijen die het IZA inmiddels heeft ondertekend, is de Nederlandse ggz. In hun nieuwsbericht wordt hier het volgende over gezegd:

“De Nederlandse ggz steunt het integraal zorgakkoord omdat het concrete ambities en mogelijkheden geeft om de ggz in Nederland toegankelijk te maken en te houden. Mét goed perspectief voor de mensen die er werken. We verwachten door de afspraken gemaakt in het integraal zorgakkoord, twee hoofddoelen te kunnen realiseren:

Allereerst dat het aantal wachtenden op geestelijke gezondheidszorg flink kan verminderen. En dat is goed nieuws voor mensen die op een behandeling in de ggz wachten. Nu is de afspraak dat de behandeling binnen 14 weken na aanmelding start, deze zal met dit akkoord stapsgewijs worden verkort naar 5 weken. Een tweede belangrijke doelstelling die gerealiseerd gaat worden met dit akkoord, is dat de randvoorwaarden worden aangescherpt om de cruciale zorg te behouden met behoud van een voldoende inspirerende werkomgeving om juist hier voldoende personeel te houden voor de mensen met de meest complexe zorgvragen.”

De Nederlandse ggz stelt dat er wel aan de in het IZA genoemde randvoorwaarden moet worden voldaan – zowel landelijk als regionaal – om de doelen te kunnen realiseren. Wat houdt dit dan precies in? “Die randvoorwaarden zijn onder andere de opzet en verdere doorontwikkeling van zogenaamde mentale gezondheidscentra. Hierin wordt onderzocht welke hulp en ondersteuning het beste past bij de hulpvraag van de patiënt. Zo wordt op basis van de vraag van de client, met gebruik van expertise van ggz-organisaties ondersteund door het sociaal domein, al bij de start beoordeeld of delen van de vraag ook door een aanbod uit het sociaal domein gecombineerd met ggz-hulp kan worden ingezet. Daarnaast moet meer behandelcapaciteit in de monodisciplinaire zorg en vrijgevestigde zorgaanbieders worden vrijgespeeld door meer digitaal zorg te verlenen. Hierdoor kunnen hier mensen worden behandeld met deze problematiek”, aldus de Nederlandse ggz.

Kritiek

Het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) is echter kritisch over de plannen in het akkoord. “De thema’s, opgaven en doelstellingen als beschreven in het akkoord herkennen we. Het zijn onderwerpen waar psychologen dagelijks bij betrokken zijn, binnen alle sectoren van de zorg voor volwassenen, ouderen en jeugd”, schrijft de beroepsvereniging. “In het akkoord zien we echter op veel plekken dat sprake is van wensdenken, bijvoorbeeld de beperking van de zorgvraag voor psychische klachten van 30% in 2030 of, ten aanzien van de uitwerking van de afspraken en over wie daarop de regie voert.”

“Betrokkenheid van ons, als de grootste beroepsgroep van behandelaren in de ggz en (dus) verantwoordelijk voor de uitvoering van de zorg, is noodzakelijk om de doelen te behalen”, vervolgt het NIP. “In het akkoord zelf wordt ook nadrukkelijk verwezen naar én veel verwacht van de rol van professionals en beroepsverenigingen. De huidige uitwerking daarvan is naar ons oordeel onvoldoende.”

Een van de punten waar volgens het NIP te weinig aandacht voor is: “Al eerder riepen wij op om de GZ-psycholoog, de klinisch psycholoog en de klinisch neuropsycholoog juist aan de voorkant in te zetten om een juiste inschatting van de (behandel)vraag te maken. Goede triage en aandacht voor goede diagnostiek vóóraan in het (zorg)traject is essentieel. Dit geldt ook voor de systemen die nu in het leven worden geroepen om de vraag van de patiënt te scannen: het verkennend gesprek, de mentale gezondheidscentra of extra inzet van de POH. Zorg dat zij toegerust zijn om de juiste inschatting te maken en zorg ook voor snelle follow up, in behandeling waar nodig en naar sociaal domein waar dat gepast en beschikbaar is. Ook voor de huisarts dient consultatie door goed opgeleide psychologen en andere professionals beschikbaar te zijn.”

Ook plaatst het NIP een kanttekening bij de uitbreiding van digitale of hybride zorg: “De beslissing kan niet afgedwongen worden, maar alleen in samenspraak met cliënt en behandelaar en als deze vorm door beiden als passend beoordeeld wordt. Juist ten aanzien van een psychologische behandeling is het de kwaliteit van de behandelrelatie tussen cliënt en behandelaar die voor een belangrijk deel het resultaat van de behandeling bepaalt.”

* Toevoeging 10 oktober 2022 *  Naast het NIP heeft ook de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) aangegeven kritisch te zijn op het Integraal Zorgakkoord. Voorzitter Niels Mulder: “We waarderen het dat veel partijen in korte tijd een gezamenlijke agenda hebben opgesteld en delen de richting maar er moet nog veel gebeuren. Wij zien randvoorwaarden die nog geborgd moeten worden en oplossingen die moeten worden bijgesteld. Zo moeten de beperking van vrije artsenkeuze, de eenzijdige invalshoek van contractering en het misverstand over de ZGP (zelfstandig gevestigde psychiater, red.) herzien worden. Ook moet administratie niet meer maar minder worden en de autonomie en de inspraak van professionals groter en niet kleiner. De voorgestelde oplossingen hebben alleen kans van slagen als de uitvoerende professionals een belangrijke rol krijgen in de uitwerking. Wij zullen de uitwerking van de voorgestelde werkagenda kritisch volgen, de door ons gesignaleerde knelpunten blijven adresseren en willen graag actief mee vormgeven aan de best mogelijke kwalitatief goede en toegankelijke zorg voor iedereen.”

Recht van patiënten en burgers

Belangenorganisatie MIND ziet eveneens tekortkomingen in het IZA: “In het akkoord staan goede maatregelen, maar een aantal afspraken zet het recht van patiënten en burgers onder druk. Zo wordt de vrije keuze voor een behandelaar ingeperkt en worden onvoldoende garanties ingebouwd voor de bescherming van persoonsgegevens van cliënten en naasten. Ook is de financiering van de inzet van ervaringsdeskundigen onvoldoende geregeld en is de inbreng van gemeenten en het sociale domein nog onzeker”, lieten zij eerder al weten.

Het VWS is uiteindelijk niet verder in onderhandeling gegaan met MIND omdat de belangenorganisatie op inhoudelijk vlak om wijzigingen vroeg, waar andere partijen vooral garanties wilden in de uitvoering van het IZA. MIND-directeur Marjan ter Avest: “Wij betreuren het dat er geen ruimte was om het IZA inhoudelijk te veranderen. Tegelijkertijd zijn we blij met de punten die we tijdens de onderhandelingen hebben kunnen inbrengen en die het akkoord wel hebben gehaald. Wat betreft de onderwerpen die onze kernwaarden raken: die zullen we ook de komende jaren blijven verdedigen. Denk bijvoorbeeld aan het recht op vrije artsenkeuze, gegevensbeschermingen en het uitgangspunt dat passende zorg ‘bewezen effectieve zorg’ is. De methoden om te toetsen wat ‘bewezen effectief’ is, houden wat ons betreft te weinig rekening met de leefwereld en beoordeling van de (individuele) ggz-cliënt. Op deze onderwerpen zullen we dus zeker van ons laten horen.”

Nu het IZA door de meeste partijen – maar zonder MIND – is ondertekend, richt de organisatie zich op de positieve punten en de uitvoering daarvan. “Ondanks dat we niet mee-tekenen, gaan we nu aan de slag. Vanuit de kennis en kunde die MIND in huis heeft, zullen we actief betrokken zijn op belangrijke punten in de uitvoering van het IZA. Zo gaan we onder andere aan de slag met de uitwerking van een landelijk dekkend netwerk van zelfregiecentra, het uitbouwen van e-communities voor lotgenotencontact en het realiseren van een regionale infrastructuur voor cliëntvertegenwoordiging. Ook blijven we meewerken met alle partijen om de wachtlijsten in de ggz terug te dringen. Dit alles doen we vanuit het belang van cliënten en naasten in de ggz”, aldus Ter Avest.

Geen reactie's

Geef een reactie