04 apr Gebrek aan visuele beeldvorming leidt niet tot minder leesplezier
Persbericht Radboud Universiteit
Wie een boek leest, stelt zich het verhaal in zijn hoofd voor. Maar hoe ervaren mensen een verhaal als ze zich niet of moeilijk kunnen voorstellen wat er wordt beschreven? Cognitiewetenschapper Laura Speed en haar collega’s ontdekten in een eerste onderzoek naar lezen door mensen met zogenoemde ‘afantasie’ dat zij niet minder plezier hebben in lezen, maar wel minder betrokken raken bij een verhaal.
Ik bereikte de opening en zag dat het plafond nu uit aarde bestond, met fijne worteltjes die naar beneden hingen. Ik dook onder enkele overhangende wijnranken door en stapte uit op een glooiende heuvel. De lucht was grijs, maar het veld was helderrood. Klaprozen verspreidden zich als een prachtige deken, zich uitstrekkend zowel naar links als naar rechts, zo ver als ik kon zien. – Stephen King, Fairy Tale
De meeste mensen die een boek lezen, verplaatsen zich in de wereld van het verhaal. Dat is merkbaar als ze teleurgesteld zijn als de personages er in een verfilming anders uitzien dan ze zich hadden voorgesteld. Mensen met afantasie, een aandoening die pas in 2015 ‘ontdekt’ werd, hebben moeite of zijn zelfs niet in staat om visuele beelden te maken van concepten, objecten of scènes of herinneringen op een visuele manier op te roepen. Naar schatting heeft 5 procent van de wereldbevolking deze aandoening.
Visuele beeldvorming wordt verondersteld betrokken te zijn bij verschillende cognitieve processen, waaronder taalverwerking. Zo creëren we bij het woord ‘rood’ een beeld van die kleur in ons hoofd. Studies met hersenscans hebben laten zien dat visuele delen van de hersenen geactiveerd worden tijdens het begrijpen van taal. “Opvallend is dat mensen met afantasie geen beperkingen melden in hun taalvaardigheid”, zegt cognitiewetenschapper Laura Speed. “Dat iemand die zich geen ‘rood’ kan voorstellen het woord niet kan begrijpen, is dus niet waar. Maar visuele beeldvorming wordt ook in verband gebracht met hoe iemand een verhaal ervaart.”
Minder opgaan
In een onlineonderzoek vroegen Speed en haar collega’s Lynn Eekhof en Marloes Mak 47 mensen met afantasie en 51 mensen zonder afantasie om een kort fictieverhaal te lezen. Of iemand afantasie had, werd bepaald met een beproefde visuele beeldvormingvragenlijst. Daarna moesten de deelnemers vragen beantwoorden over hun ervaringen met het verhaal, maar ook over hun algemene leesvoorkeuren en -gewoonten.
“Het blijkt dat mensen met afantasie minder opgaan in de verhalenwereld en minder emotionele betrokkenheid voelen bij personages”, zegt Speed. Daarnaast werden beschrijvingen van de omgeving en acties door mensen met afantasie minder gewaardeerd dan door de controlegroep. “Maar verrassend genoeg verschilden de groepen niet in de mate waarin ze van het verhaal genoten.” Beide groepen gaven eenzelfde aantal boeken op dat ze per jaar lezen en ze blijken ook van vergelijkbare fictiegenres te houden. Een aantal afantasten gaven zelfs aan zelf fictie te schrijven.
Andere routes
Visuele beeldvorming is dus belangrijk om in een verhaal op te gaan, maar mensen met zwakke of geen beeldvorming genieten nog steeds van lezen. “Het lijkt erop dat visuele beeldvorming niet de enige manier is om van een verhaal te genieten. Het plot of het taalgebruik bijvoorbeeld, in tegenstelling tot omgevingsbeschrijvingen, vereisen geen sterke visuele beeldvorming”, zegt Speed. “Afantasten in ons onderzoek gaven aan die aspecten te waarderen, maar niet de beschrijvingen van de omgeving. Er zijn – naast visuele beeldvorming – dus andere routes naar verhaalplezier en taalbegrip. Wat voor de een werkt, geldt niet per se voor de ander. Het is belangrijk om die diversiteit in leesbenaderingen te onderzoeken en te begrijpen.”
Bekijk hier de publicatie van de onderzoekers in het tijdschrift Consciousness and Cognition.
No Comments