01 apr Meer samenwerking nodig tussen politie en ggz bij verward gedrag
In gevallen waarbij de politie in aanraking komt met mensen die verward gedrag vertonen, zou vaker hulp moeten worden ingeschakeld van instanties uit de geestelijke gezondheidszorg. Hiervoor pleiten onder andere Elnathan Prinsen (voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie) en Jeroen Zoeteman (directeur behandelzaken bij de spoedeisende psychiatrie in Amsterdam) in de podcast Het Onderzoeksbureau van NPO Radio 1. Op dit moment ontstaan er nog te vaak escalaties die mogelijk voorkomen hadden kunnen worden als er meer kennis was geweest over hoe om te gaan met mensen die in een staat van verwarring verkeren.
Volgens Prinsen en Zoeteman wordt er bij incidenten op straat nog te weinig gebruik gemaakt van de expertise van ggz-specialisten om de situatie op een – voor iedereen – zo veilig mogelijke manier op te lossen. Politiemensen op straat weten lang niet altijd hoe mensen die verward gedrag vertonen het beste benaderd kunnen worden, waardoor de situatie regelmatig escaleert met soms zelfs fatale gevolgen voor de persoon met verward gedrag. Dit terwijl er in sommige gevallen wel tijd was geweest om extra hulp in te schakelen.
Zoeteman: “Als iemand met een mes op je af loopt, moet je als agent meteen ingrijpen. Maar er zijn ook voorbeelden waar er meer tijd is, en de politie geen contact opneemt met de ggz.” Hoewel er al plekken in Nederland zijn waar er wel intensiever wordt samengewerkt tussen de politie en de ggz, gebeurt dat op grotere schaal nog te weinig en zijn er geen standaard protocollen bij de politie voor samenwerking met de ggz.
“In de zorg kun je opschalen: als een verzorgende er niet uitkomt, wordt een verpleegkundige gebeld en daarna een dokter. Dat zou binnen de politie ook moeten kunnen: dat wanneer agenten op straat in een complexe situatie terechtkomen met iemand die verward gedrag vertoont, ze mensen kunnen bellen die daarin beter geschoold zijn dan zij. Mensen die van een afstand mee kunnen denken om escalatie te voorkomen. Dat komt alle betrokkenen ten goede”, aldus Prinsen.
Beide denken dat het inschakelen van hulp vanuit de ggz ertoe kan leiden dat er minder politiegeweld wordt gebruikt en er daardoor ook minder slachtoffers zullen vallen. Indien de situatie toch escaleert en het verkeerd afloopt, moet er volgens Prinsen en Zoeteman achteraf ook meer openheid zijn in de evaluatie en moeten hier eveneens deskundigen uit de ggz bij betrokken worden om herhaling te voorkomen. Prinsen: “De politie kent een gesloten en hiërarchisch systeem. Ik denk dat het echt tijd is dat ze anderen betrekken in de evaluatie van fatale incidenten. We moeten dit met zijn allen doen.”
“Ik zou er eigenlijk voor willen pleiten dat je ‘blame free’ zou kunnen evalueren met elkaar”, vertelt Zoeteman. Hij geeft aan dat er in onderzoek naar dergelijke incidenten wel wordt gekeken naar het moment van schieten, maar niet naar hoe het kan dat de situatie is geëscaleerd. Volgens Zoeteman ontstaan er meer mogelijkheden om lering te trekken uit incidenten als de evaluatie wordt losgekoppeld van een zogenaamde schuldvraag over wie er eventueel verkeerd heeft gehandeld. “We willen met elkaar het verhaal vertellen; alle feiten naast elkaar leggen die we wisten, en dan terugkijkend met de kennis van toen evalueren: hadden we andere afwegingen moeten maken? Misschien kan de Onderzoeksraad voor Veiligheid dan een soort platform zijn waar je zonder beschuldigingen de feiten eens naast elkaar kunt leggen.”
De podcast van Het Onderzoeksbureau waarin dit thema uitgebreid wordt besproken, kun je hier terugluisteren.
Geen reactie's