Psycholoog vertelt: ook wij zijn mens, en soms kwetsbaar

Psycholoog vertelt: ook wij zijn mens, en soms kwetsbaar

Psycholoog vertelt: ook wij zijn mens, en soms kwetsbaar

Als therapeut ben je voortdurend bezig met de gezondheid en het welzijn van anderen. De verhalen die je meekrijgt van cliënten in de geestelijke gezondheidszorg, gaan je echter niet zomaar in de koude kleren zitten. Soms raakt een situatie iets in je waardoor je zelf ook even uit balans wordt gebracht. In een interview met NRC vertelt psycholoog Sanne Winchester over haar boek Ik mag niet bang zijn, waarin ze openhartig haar verhaal deelt over de kwetsbare kant van haar beroep.

Gedurende een periode van drie jaar werkte Sanne aan haar boek en schreef ze over de onzekerheid en angst waar ze als beginnend psycholoog tegenaan liep. “Pas tijdens het laatste jaar schrijven bedacht ik: dit is waar het om draait. […] Dat we allemaal mens zijn. Dat een psycholoog geen alwetende arts is die jou even wat pilletjes geeft zodat je verder kunt. Soms verwachten mensen dat. Maar in feite ga je met zijn tweeën een heel kwetsbaar proces in”, zegt ze in het interview. Haar beleving van therapie als psycholoog: “Je bent beiden cliënt, al worden alleen de problemen van één opgelost.”

In haar boek beschrijft Sanne zowel het heftige verhaal van een van haar cliënten, als haar eigen verhaal over de paniekaanvallen die ze kreeg en de machteloosheid die ze voelde als hulpverlener. Er zijn raakvlakken tussen de situatie van de cliënt – een vrouw van 28 die in het boek wordt aangeduid met de (schuil)naam Emily – en een nare gebeurtenis die in het eigen leven van de psycholoog heeft plaatsgevonden. Dat maakt het extra lastig om een zekere afstand te bewaren. In eerste instantie ziet ze het niet zitten om de behandeling van deze cliënt op zich te nemen, maar uiteindelijk komt Emily toch bij haar terecht.

Het leidt tot een soort therapeutische wisselwerking, waarin beide geconfronteerd worden met hun eigen psychische problemen. Hoe ga je daarmee om, wanneer je als behandelaar misschien wel meer betrokken raakt bij een cliënt dan je zou willen? “Dat is een struggle in het boek: hoe ver laat je je als behandelaar verleiden om vrienden te worden met je cliënt? Ik heb me mee laten slepen, ik ben er echt onvoorwaardelijk voor Emily geweest – en ik denk dat dat heeft bijgedragen aan het succes van de behandeling”, vertelt Sanne aan NRC.

“Er zijn tegenwoordig trouwens wel meer stromingen die een intiem contact aanmoedigen. Ken je die documentaire Emma wil leven? Daarin gaat een meisje met anorexia naar een kliniek in Portugal, waar ze op schoot wordt genomen en gevoerd. Door psychologen. Terwijl wij hier zeggen: cliënten raak je niet aan.” Ook bij Emily is er wel sprake geweest van fysiek contact in de vorm van een omhelzing. Sanne: “Eigenlijk ben ik daar niet voor, maar met haar wel. Dit soort dingen zijn wel een worsteling geweest voor mij. Die regels zijn er omdat je je cliënt niet mag schaden. Dus heb ik me continu afgevraagd: vind ik dit ethisch? Ik heb er ook veel met collega’s over gespard.”

In Sanne’s verhaal is ook terug te zien dat de ggz lastig georganiseerd is, zeker als beginnend psycholoog kun je ineens een hoop verantwoordelijkheden op je bord krijgen waar je je misschien nog niet klaar voor voelt. Dat zou ze graag anders zien: “Als je een master klinische psychologie hebt afgerond, ben je basispsycholoog. Dan heb je de bevoegdheid te behandelen onder supervisie van een hoofdbehandelaar: een gz-psycholoog, psychotherapeut of psychiater. Het is de bedoeling dat die meekijkt, maar er is een groot tekort aan opleidingsplekken en hoofdbehandelaars, dus in de praktijk doe je als basispsycholoog bijna alles. Bij Emily werd ik erg losgelaten. Toen dacht ik echt: dit mág niet! Al denk ik nu dat mijn hoofdbehandelaar wel wist waar hij mee bezig was.”

Zelf zou ze het als hoofdbehandelaar liever anders aanpakken. “Je moet als hoofdbehandelaar je grenzen bewaken. Ik ben nu zelf gz-psycholoog en werk tijdelijk in een verpleeghuis, maar als ik vanaf januari weer basispsychologen ga begeleiden, lijkt het me logisch dat ik er maar één of twee neem, met allebei maximaal dertig cliënten. Vijf moeilijke en 25 die ze zelf goed kunnen.” De verplichting vanuit verzekeraars om aan elke cliënt een afgebakende diagnose te hangen, maakt het er echter niet makkelijker op om passende behandelingen op maat te bieden.

Sanne hoopt dat het boek goed door lezers wordt ontvangen en dat het hen aan het denken zet. “Ik kan me voorstellen dat het boek voor andere mensen bij mij in behandeling ook raar kan zijn. Die denken dat ik de professional ben, en als ze dan lezen dat ik ook niet altijd weet wat ik aan het doen ben… Of ze kunnen medelijden met me krijgen. Ik hoop dat het op de goede manier confronterend voor hen is. [..] Ik hoop ook dat ik met dit boek psychische klachten normaliseer. Het leven ís soms moeilijk, en soms heb je een klacht die niet vanzelf herstelt.”

Het hele interview met Sanne Winchester over haar boek Ik mag niet bang zijn lees je op de website van NRC.

1 Reactie
  • Jolande Rommens-Musquetier
    Geplaatst op 20:49h, 18 september Beantwoorden

    Ik vond het een geweldig mooi geschreven boek en erg herkenbaar als therapeut. Uiteindelijk zijn we allemaal mensen met gevoelens, gedachten en behoeften, wensen en verlangens. Een van de belangrijkste behoefte is verbinding hebben met een ander. En Sanne maakte dat van vanaf moment 1. En daar groeide toen iets goeds uit.

Geef een reactie