01 okt Hoe het taboe op stotteren nog steeds in stand wordt gehouden
In een artikel van de Volkskrant werd vorige week op mooie wijze een beeld geschetst van het taboe dat nog steeds rust op stotteren. Als voorbeeld wordt de situatie van presidentskandidaat Joe Biden uitgelicht: naar eigen zeggen was hij vroeger een stotteraar, maar heeft hij dit overwonnen door hard aan zichzelf te werken, waardoor hij er al decennia lang geen last meer van heeft gehad. Hiermee distantieert hij zich indirect van het stotteren, en is er eigenlijk geen ruimte voor acceptatie en erkenning.
Juist die acceptatie is voor mensen die stotteren van groot belang. Vaak proberen ze er van alles aan te doen om te voorkomen dat ze over woorden struikelen, maar door zich ertegen te verzetten wordt het stotteren meestal alleen maar erger. Iedereen wil – in zekere zin – het liefst zijn ‘zoals de rest’. Bij stotteren kan die wens in het dagelijks leven als het ware allesbeheersend worden. Als er vanuit de maatschappij dan ook nog eens signalen komen dat stotteren iets is wat je moet (kunnen) overwinnen, wordt de druk om vloeiend te spreken nog groter.
De auteur van het artikel in de Volkskrant heeft zelf de nodige innerlijke strubbelingen met stotteren doorgemaakt, en herkent de trucjes die Joe Biden ook nu nog toepast bij het spreken in het openbaar. Hij betreurt hoe Biden zich opstelt. De auteur verwijst naar een interview in een Amerikaans tijdschrift waarin journalist – en tevens stotteraar – John Hendrickson aan Biden vraagt of hij nu nog wel eens last heeft van stotteren, waarop Biden stellig ontkent.
“Het punt is, schrijft Hendrickson, dat Biden aan toehoorders altijd hetzelfde levensverhaal heeft verteld. Hij presenteert zichzelf als Uncle Joe. Hij stotterde weliswaar vroeger, als kind, maar heeft zich er naar eigen zeggen op bewonderenswaardige wijze uit gevochten. Op Biden kun je vertrouwen. Hij is standvastig, loyaal en stabiel. Zo iemand stottert niet meer. Zo iemand staat triomfantelijk op een podium om jonge mensen in te fluisteren dat het allemaal wel goed komt, als ze maar hard genoeg hun best doen. […] Aan het einde van het interview vraagt hij of Biden soms bang is dat mensen medelijden met hem zouden hebben als ze denken dat hij nu nog stottert. Biden denkt na. Hij verkrampt. Nee, nee, zegt hij dan, je kunt moeilijk medelijden hebben met iemand die vice-president is geworden, met iemand die zoveel onderscheidingen heeft gekregen, met iemand die het zó ver geschopt heeft. Biden associeert het stotteren kennelijk zozeer met een zwakheid die er niet mag zijn, dat hij het idee dat hij nu nog stottert niet eens kan overwegen. Hij heeft het verdrongen”, luidt het in de Volkskrant.
Het opvallende is dat deze kwestie van ‘acceptatie’ van het stotteren keer op keer terug blijft komen, en er weinig lijkt te veranderen. Zo is er een artikel van Trouw uit 1994, waarin een stottertherapeute al uitlegt waar het probleem zit:
“De ongeveer tweehonderd therapeuten in ons land hanteren verschillende methoden. Je hebt de ‘vloeiend spreken-methode’, die volledig gericht is op het stottervrij maken met behulp van technieken. Maar dat betekent dat een stotteraar zich voortdurend van die technieken moet bedienen. Hij kan dus nooit spontaan zijn en bij emoties zullen die technieken hem ook in de steek laten. Daarom gebruik ik de ‘stotter vloeiend-methode’. Deze is gericht op het accepteren van het stotteren. Als je dat doet, stotter je al minder. De herhalingen, verlengingen en blokkades blijven dan wel, maar door therapie kun je die verminderen naar een mate waarin ze heel acceptabel zijn.”
Ook wordt er in dit artikel benoemd dat eigenlijk de hele samenleving in therapie zou moeten, omdat de samenleving ervoor zorgt dat het stotteren erger wordt.
“Mensen reageren altijd op stotteren en dat ontgaat zeker de kinderen niet. Die zijn heel gevoelig voor non-verbale boodschappen, die aan het gezicht af te lezen zijn. Opvallend is dat er niet of nauwelijks blinde stotteraars zijn. Het is nooit onderzocht, maar je zou denken dat blinde mensen met aanleg voor stotteren de kwaal niet verder ontwikkelen doordat ze de reacties niet zien”, aldus de therapeute in 1994.
Het zou helpen als een publiek figuur als Joe Biden zich niet zou verschuilen achter zijn verleden, vindt ook de auteur van het stuk in de Volkskrant:
“Ergens hoop ik dat Biden vastloopt. Dat hij zijn zinnen een keer niet verbuigt, maar gewoon zegt wat hij wil zeggen, ook al resulteert dat in een lange reeks haperingen. Ik hoop dat Trump dan een wrede grap maakt. Waarop Biden hem strak aankijkt en zegt: ‘Ja, ik stotter. Nou en?’”
Geen reactie's