Mogelijk effect van testosteron in exposuretherapie bij sociale angststoornis

Mogelijk effect van testosteron in exposuretherapie bij sociale angststoornis

Mogelijk effect van testosteron in exposuretherapie bij sociale angststoornis

Persbericht Radboud Universiteit

Mensen met een sociale angststoornis die aan exposuretherapie doen, kunnen mogelijk baat hebben bij de toediening van testosteron. Dat blijkt uit onderzoek waarop Moniek Hutschemaekers eind vorig jaar promoveerde aan de Radboud Universiteit.

Een sociale angststoornis (SAS) kan verlammend werken: bij deze stoornis ervaart iemand veel angst voor sociale situaties. Hutschemaekers: “Mensen zijn bang om afgewezen te worden door hun omgeving, uitgelachen te worden of ze vrezen dat mensen hen niet aardig vinden. Daardoor vermijden ze sociale situaties.“

Exposuretherapie is een effectieve manier om van die klachten af te komen. Dat is een vorm van gedragstherapie waarbij een patiënt wordt blootgesteld aan de angsten en ermee om leert gaan. Echter, 40-50% van de mensen knapt niet op. Dat komt voornamelijk doordat mensen deze situaties blijven vermijden, en zolang ze dat doen, kan de angst niet uitdoven en kunnen ze niet met nieuw gedrag oefenen. De onderzoeker: “Uit experimenteel onderzoek weten we dat de toediening van testosteron sociale vermijding kan doorbreken. Wij onderzochten of testosteron ook kan helpen bij die daadwerkelijke exposuretherapie.”

Vloeistof

Vrouwen met SAS kregen een vloeistof toegediend die testosteron of geen testosteron bevatte (placebo). Daarna moesten ze een presentatie geven voor een therapeut en een klein publiek: over het algemeen een nachtmerrie voor mensen met SAS. Hutschemaekers: “We vonden aanwijzingen dat het toedienen van testosteron invloed heeft op het angstniveau tijdens deze exposuresessies. Met name mensen met hoge vermijding leken baat te hebben bij testosterontoediening.”

Verbeteren therapie

Er werd met deze eenmalige toediening nog geen effect gevonden van de testosterontoediening op de SAS zelf. De angstklachten waren na afloop van de toediening niet minder ten opzichte van de placebogroep, maar het proces van de exposuretherapie verliep in bepaalde gevallen wel anders. “We zagen dus dat testosteron íets doet tijdens de therapiesessies”, aldus de onderzoeker. “De bevindingen uit het onderzoek geven een hele voorzichtige aanwijzing dat testosteron invloed uitoefent op processen die voor de therapie belangrijk zijn.”

Het onderzoek staat nog in de kinderschoenen. Hutschemaekers: “Er is nog meer onderzoek nodig om te toetsen of testosteron daadwerkelijk het effect van therapie kan verbeteren. Maar het lijkt erop dat testosteron van waarde kan zijn.”

Geen reactie's

Geef een reactie