09 feb Opinie | Kijk bij ontwikkelingsproblemen verder dan de DSM-classificatie
Bron: PAO Psychologie
Sommige kinderen lopen in hun ontwikkeling of in hun gedrag op school tegen meer problemen aan dan anderen. Wanneer dit verder wordt onderzocht, kan er een diagnose worden gesteld aan de hand van DSM-classificaties, zoals ADHD of een leerstoornis. Hoewel een DSM-classificatie in grote lijnen aangeeft op welk vlak de ontwikkeling anders verloopt dan gemiddeld, zegt het weinig over welke onderliggende oorzaak ten grondslag ligt aan de problemen die worden waargenomen. Meer inzicht in de aard van een ontwikkelingsstoornis kan worden verkregen aan de hand van neuropsychologische diagnostiek, zo stellen docenten Claudia König en Hanna Swaab in een artikel van PAO. Hiermee kan gerichter op individueel niveau worden gekeken naar wat een kind echt nodig heeft om verder te komen.
Claudia König is klinisch psycholoog en neuropsycholoog; Hanna Swaab is onder andere werkzaam als hoogleraar Neuropedagogiek en Ontwikkelingsstoornissen aan de Universiteit Leiden. Samen verzorgen ze cursussen voor PAO op het gebied van neuropsychologisch onderzoek bij kinderen.
“Een DSM-classificatie zoals ADHD, Autismespectrumstoornis (ASS) of leerstoornis wordt vaak gebaseerd op symptomen afgeleid van gedrag. Maar zo’n classificatie zegt weinig over de oorzaak”, vertelt Claudia. “Met neuropsychologisch onderzoek breng je de neurocognitieve vaardigheden van een kind in kaart. Denk aan vaardigheden als geheugen, taal, emotie, sociale cognitie en executieve vaardigheden. Op deze manier krijg je een goed beeld van de goed en zwak ontwikkelde vaardigheden van een kind.”
“Laten we als voorbeeld ADHD nemen”, vervolgt Hanna. “Op gedragsniveau is dat een kind dat meer moeite heeft met aandacht en/of impulsiviteit en/of druk motorisch gedrag. Maar als je naar de onderliggende vaardigheden kijkt, dan heeft het ene kind meer moeite met aandacht en werkgeheugenproblemen, het andere kind heeft vooral moeite met planning en organisatie en kan zich redelijk concentreren en een derde kind is vooral heel impulsief en heeft geen werkgeheugenproblemen. Het op deze manier uitleggen wat er aan de hand is, is niet alleen voor het kind, zijn ouders en school, heel verhelderend, het heeft natuurlijk ook consequenties voor de behandeling.”
Meer onderzoek naar executieve functies
Hoe dit dan het beste kan worden aangepakt? “Als iets in de ontwikkeling van een kind niet optimaal verloopt, dan is het belangrijk om naar de neurocognitieve functies te kijken”, aldus Hanna. “In de klinische praktijk zien we dan ook dat er steeds meer aandacht komt voor onderzoek naar executieve functies, zoals aandacht, planning, werkgeheugen en cognitieve, flexibiliteit. Deze vaardigheden kunnen objectief gemeten worden met behulp van testen. Op deze manier komen de onderliggende mechanismen van een leer- of ontwikkelingsstoornis in beeld en ontstaat een profiel van zwak en sterk ontwikkelde neurocognitieve vaardigheden. Dat stelt je in staat met de behandeling daarop aan te sluiten. Verder kun je de kracht van een goed ontwikkelde vaardigheid inzetten om een zwak ontwikkelde vaardigheid te compenseren. Bijvoorbeeld door een kind dat zwak is in visueel opzicht maar sterk is in taal, vooral op zijn taalvaardigheid aan te spreken.”
Bredere blik
Claudia: “Het ene kind met ADHD is nu eenmaal het andere niet. Daar wordt in de DSM te weinig rekening mee gehouden. ADHD wordt, net als overigens alle ontwikkelingsstoornissen, doorgaans gediagnosticeerd op basis van beschreven gedrag. Dat gebeurt aan de hand van gedragsobservaties of een interview met behulp van vragenlijsten, ingevuld door de leerkracht, ouders en het kind. Inzicht in gedrag geeft echter onvoldoende zicht op de achterliggende oorzaken.”
“Ook op school is het goed om breder te kijken dan alleen maar gedrag. Bijvoorbeeld: Waarom heeft een kind woedeaanvallen? Waarom voert een kind de opdrachten niet uit? De oorzaak daarvan kan liggen in de hersenen-gedrag relatie. Wanneer met neuropsychologisch onderzoek duidelijk wordt dat een zwak ontwikkelde vaardigheid een neuropsychologische oorzaak heeft, bijvoorbeeld een zwak geheugen of moeite met herkennen van emoties, dan kun je daar je interventie op plegen.”
“Het is dus belangrijk verder te kijken dan alleen het stellen van een diagnose, ook al focussen gemeentes vooral op classificatie van een leer- of ontwikkelingsstoornis”, vult Hanna aan. “Zoals Claudia aan het begin van dit interview al zei doet een diagnose als ADHD of autisme niet altijd recht aan het kind. Door ook naar de mogelijkheden van het kind te kijken, kun je het behandelplan veel specifieker maken. Daar is het kind echt mee geholpen.”
Lees hier het volledige artikel van PAO Psychologie.
Geen reactie's