28 mrt Zomertijd en de biologische klok
Aankomend weekend gaat de zomertijd weer in en wordt de klok een uur vooruit gezet. Er wordt al langere tijd gediscussieerd over afschaffing van dit gebruik om twee keer per jaar de klok te verzetten. Het Europese Parlement heeft deze week uitgesproken per 2021 over te willen gaan naar één vaste tijd gedurende het hele jaar. Maar hoe zit het nou eigenlijk met die verschillen in tijd, en wat is het effect op ons natuurlijke levensritme?
Van oorsprong werd de tijd overal bepaald door de stand van de zon. Elke plek op de wereld had hiermee een eigen lokale tijd: voor het moment waarop de zon op het hoogste punt aan de hemel stond (in het zuiden), werd het tijdstip van twaalf uur ’s middags aangehouden. Toen mensen meer gingen reizen en gebruik gingen maken van spoorwegen en radio, werden de vele verschillen in tijd onhandig. Er was een meer universele tijdsaanduiding nodig om tijdgebonden afspraken te kunnen maken tussen verschillende locaties en landen.
Ontstaan van tijdzones
Aan het eind van de negentiende eeuw werd in Nederland een standaardtijd ingevoerd, hierbij werd de tijd van Greenwich aangehouden. Er ontstonden tijdzones gebaseerd op de lengtegraden van de aarde, waarbij Greenwich als nulpunt wordt gezien voor zowel de lengtegraden als de tijdzones. De Greenwich Mean Time (GMT) is de tijdzone waarin om twaalf uur ’s middags de zon in Greenwich op het hoogste punt staat. Later ging men over naar een wereldwijde tijdsaanduiding in UTC, welke nagenoeg gelijk is aan de GMT.
In theorie vallen landen met ongeveer dezelfde lengtegraden ook in dezelfde tijdzone. Er zijn echter praktische redenen waarom landen in het verleden hebben besloten om van de oorspronkelijke verdeling in tijdzones af te wijken. Zo valt Nederland qua ligging dus eigenlijk onder de tijdzone van Greenwich, maar is tijdens de Tweede Wereldoorlog besloten om de tijdzone van Duitsland (en de rest van Midden-Europa, GMT+1) aan te houden. Naderhand bleek dit onder andere ook om handelsredenen gunstiger te zijn.
Zomertijd
Het invoeren van een zomertijd werd rond het begin van de twintigste eeuw bedacht, aanvankelijk met het idee om op die manier langer van het daglicht te kunnen profiteren. De daadwerkelijke aanpassing naar zomertijd vond echter voor het eerst plaats in Duitsland tijdens de Eerste Wereldoorlog, met een economische reden: om kolen te besparen in de dure oorlogstijd. België, Frankrijk, Nederland en Engeland volgden snel daarna. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werd de zomertijd in Nederland weer afgeschaft, om vervolgens in 1977 opnieuw van kracht te gaan – dit keer om energie te sparen wegens een oliecrisis.
Natuurlijk ritme
Er zijn tot nu toe dus vooral economische redenen geweest om de klok te verzetten. Maar wat past het beste bij ons natuurlijke dag-nachtritme? De epifyse (ofwel pijnappelklier) in de hersenen reguleert de afgifte van het slaaphormoon melatonine. Zonlicht zorgt ervoor dat de aanmaak van melatonine geremd wordt en je dus wakker blijft; in het donker komt de productie van het slaaphormoon op gang, waar je slaperig van wordt.
Van nature worden mensen (en veel dieren) dus actief bij daglicht, als de zon opkomt, en worden ze moe als het donker wordt. In de huidige maatschappij wordt grofweg van de periode tussen 9 en 17 uur uitgegaan als deel van de dag waarop de meeste activiteit plaatsvindt. Aan het begin van de winter komt de zon pas rond 08:45 uur op en gaat deze rond 16:30 uur onder. Niet gek dus, dat veel mensen moeite hebben met die donkere ochtenden. Wanneer de wintertijd wordt aangehouden, komt de zon in de zomer al voor 04:30 uur op en is de zonsondergang rond 21:00 uur. Met de huidige zomertijd is dat een uur later.
Omschakelen
Indien de zomertijd de nieuwe standaard zou worden, zou de zon in de winter pas rond 09:45 uur opkomen. Veel deskundigen vinden dat geen verstandige keuze, omdat het in de winter dan nog lastiger is om op te starten in de ochtend. Zij verwachten dat dit tot meer vermoeidheid, stemmingsproblemen en (winter)depressies zal leiden. Ook kunnen organen en lichaamsprocessen op negatieve wijze worden beïnvloed wanneer het levensritme sterk afwijkt van de biologische klok.
Wordt de wintertijd de nieuwe standaard, dan is de zonsopkomst in de zomer nog vroeger dan we nu gewend zijn en worden de lichte zomeravonden minder lang. Ook dat vraagt weer om gewenning en aanpassingen, maar wellicht is dat minder belastend dan twee keer per jaar de biologische klok bijstellen wanneer alle uitwendige klokken worden verzet. Hoewel een gezond lichaam zich over het algemeen goed aan zulke veranderingen kan aanpassen, ervaren een hoop mensen toch enige tijd gevolgen van deze omschakeling. Ook van kinderen kan zo’n wisseling in ritme de nodige energie vragen.
Wintertijd sluit beter aan
Het aanhouden van de wintertijd als standaard in Nederland lijkt vooralsnog het beste bij ons natuurlijke slaap-waakritme en de maatschappelijke leefpatronen te passen. Zeker als je er vanuit gaat dat Nederland qua tijdzone eigenlijk onder Greenwich valt, waar het nog een uur eerder is, zit de wintertijd precies tussen deze oorspronkelijke tijdzone en de zomertijd van twee uur later in. Het Europees Parlement wil de lidstaten zelf laten beslissen over welke tijd permanent wordt ingevoerd, maar probeert te voorkomen dat er veel verschillen ontstaan tussen de landen.
Naast de kwestie hoe we in de toekomst het beste om kunnen gaan met de zomer- en/of wintertijd, is het misschien een goed moment om ons af te vragen in hoeverre we onze leefwijze beter kunnen afstemmen op het natuurlijke levensritme. In plaats van klokken te verzetten, kunnen we onze activiteiten wellicht wat meer opschuiven in de zomer en de winter. En moeten we wel willen om het hele jaar door even lange dagen te maken, of kan het in de winter ook wat korter? Als we toch bezig zijn met aanpassingen, laten we dan kijken of er op dat vlak ook ruimte is voor ontwikkeling.
Geen reactie's