Onderzoek naar gender- en etnische ongelijkheid in de wetenschap

Onderzoek naar gender- en etnische ongelijkheid in de wetenschap

Onderzoek naar gender- en etnische ongelijkheid in de wetenschap

Persbericht Radboud Universiteit

Recent onderzoek werpt nieuw licht op de aanhoudende gender- en etnische ongelijkheid in de Nederlandse academische wereld. De resultaten, gebaseerd op een analyse van bijna drie decennia aan promovendigegevens van Nederlandse universiteiten, laten zien dat vrouwen en etnische minderheden nog steeds minder kans hebben op een academische loopbaan. Met name etniciteit is een onderbelichte factor, stellen de onderzoekers.

Ondanks inspanningen om meer gendergelijkheid te creëren in de wetenschap, zijn vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd in permanente onderzoeksfuncties aan Nederlandse universiteiten. Ook etnische minderheden zijn ondervertegenwoordigd: kinderen van gastarbeiders uit Marokko en Turkije en kinderen van migranten uit Suriname of Caribisch Nederland behoren tot de grootste tweedegeneratie migrantengroepen in Nederland. Hoewel ze redelijk goed vertegenwoordigd zijn op masterniveau, zijn ze nauwelijks terug te vinden op Nederlandse promotieplekken.

“Met die ondervertegenwoordiging gaat wetenschappelijk talent en diversiteit aan perspectieven verloren”, zegt Anne Maaike Mulders, onderzoeker naar sociale ongelijkheid in de wetenschap. “Wij wilden in kaart brengen waar ondervertegenwoordiging begint en hoe die zich ontwikkelt.”

Loopbanen reconstrueren

Mulders en haar collega’s verzamelden via NARCIS – een onlinedatabase die tot 2023 gebruikt werd voor het archiveren van Nederlandse wetenschappelijke publicaties en gegevens – de gegevens van alle mensen die tussen 1990 en 2019 in Nederland zijn gepromoveerd. “In totaal waren dat ruim 95.000 personen”, zegt Mulders. “Daarna zochten we in NARCIS naar publicaties van die personen. Dat stelde ons in staat om op heel grote schaal loopbanen te reconstrueren, vanaf de eerste publicatie na de promotie tot het laatste gepubliceerde werk van een wetenschapper.”

Van de ruim 95.000 personen bleven er na hun promotie 15.000 actief in de wetenschap. Om de genderidentiteit van die mensen te bepalen, legde Mulders de voornamen naast gegevens van de Nederlandse Voornamenbank. “Daarin staat voor alle voornamen in de Nederlandse gemeenteadministratie welk geslacht op het paspoort geregistreerd is”, legt Mulders uit. Voor etniciteit deden de onderzoekers een soortgelijk iets: ze legden de achternamen naast de gegevens van de familienamenbank, waarin de herkomst van de naam te vinden is. Mulders: “We hebben specifiek gefocust op Nederlandse personen met een Marokkaanse, Turkse, Surinaamse of Antilliaanse achternaam.”

Geen of kortere carrières

Uit de analyse van de gegevens blijkt dat personen met een etnische minderheidsachtergrond ondervertegenwoordigd zijn in de groep van promovendi. Bovendien blijven ze minder vaak actief als onderzoeker nadat ze zijn gepromoveerd, en als ze wel onderzoek blijven doen, beëindigen ze hun carrière als onderzoeker eerder. Gender bleek geen rol te spelen in de eerste stap na de promotie: evenveel mannen als vrouwen publiceerden een eerste artikel na hun promotie. Maar vrouwelijke wetenschappers stoppen wel eerder met publiceren. “We hebben ook onderzocht of gender- en etnische ongelijkheid is veranderd in de periode 1990-2019”, zegt Mulders. “De cijfers zijn vrij stabiel. Dat suggereert dat de inspanningen om diversiteit in de Nederlandse academische wereld te vergroten nog geen vruchten hebben afgeworpen.”

Reden tot zorg

Volgens Mulders onderstrepen de resultaten de noodzaak om niet alleen naar gender, maar ook naar etniciteit te kijken als basis voor ongelijkheid in academische carrières. Het duidt op een gebrek aan steun aan het begin van een onderzoekscarrière, vindt Mulders. “We weten dat minderheden vaker worden blootgesteld aan negatieve ervaringen in het werkveld, zoals discriminatie en intimidatie. Door ondervertegenwoordiging gaat wetenschappelijk talent en diversiteit aan perspectieven verloren. Wetenschappers met verschillende achtergronden stellen verschillende vragen, brengen een diversiteit aan methoden met zich mee en hebben uiteenlopende theoretische invalshoeken.”

Het onderzoeksartikel, welke gepubliceerd is in het tijdschrift Quantitative Science Studies, vind je hier.

No Comments

Post A Comment