11 jun De Nederlandse ggz over het IZA: “We boeken vooruitgang, maar financieringsproblemen remmen tempo”
Persbericht de Nederlandse ggz
Bijna twee jaar geleden werd het integraal zorgakkoord afgesloten. Sindsdien is in meer dan de helft van de regio’s een verkennend gesprek ingevoerd. Tijdens dit gesprek wordt samen met de hulpvrager gekeken of geestelijke gezondheidszorg nodig is of andere ondersteuning. Ook zijn er in steeds meer regio’s laagdrempelige steunpunten voor inwoners met mentale problemen en kan steeds vaker gebruik worden gemaakt van online community’s. Ruth Peetoom, voorzitter van de Nederlandse ggz, kijkt tevreden terug op de eerste periode. “We zijn goed op weg, al gaat het minder snel dan we zouden willen. Als sector moeten we op sommige vlakken nog harder onze schouders eronder zetten, maar een deel van de vertraging komt ook door financieringsproblemen en knelpunten in wet- en regelgeving.”
Het integraal zorgakkoord is een samenwerkingsplan van 14 zorgpartijen en het ministerie van VWS, dat tussen 2022 en 2026 moet zorgen voor toegankelijke, betaalbare en kwalitatief goede zorg. Voor deze veranderingen heeft VWS €2,8 miljard beschikbaar gesteld, waarvan €160 miljoen voor de ggz. Instellingen die hiervoor in aanmerking willen komen, moeten een transformatieplan indienen. Hierin laten ze zien dat hun plannen zichtbaar impact maken op de doelstellingen van het zorgakkoord.
Innovaties in samenwerking lastiger meetbaar
Veel transformatieplannen van ziekenhuizen zijn al goedgekeurd, maar in de ggz-sector slechts één. Peetoom legt uit: “Ziekenhuizen hoeven zo’n plan met minder organisaties te maken, vaak alleen met enkele zorgverzekeraars. In de ggz hebben we te maken met veel complexere samenwerkingsverbanden, waaronder verzekeraars, huisartsen en vaak meerdere gemeenten.” Voor een deel moesten deze samenwerkingsverbanden in 2022 nog ingericht worden.
Daarnaast is het volgens Peetoom moeilijker voor de ggz om aan alle voorwaarden te voldoen. “Innovaties in samenwerking zijn minder makkelijk in concrete cijfers om te zetten. Hoe bewijs je bijvoorbeeld dat mensen die naar een laagdrempelig steunpunt gaan, anders bij de ggz terecht zouden komen? In 2023 zijn zo’n 24.000 meer mensen behandeld in de ggz door hetzelfde aantal medewerkers dan in het jaar ervoor. Is dat dankzij digitale middelen? Of door meer te behandelen in groepen? Dat is moeilijk te bewijzen, wat het lastig maakt om onze plannen goedgekeurd te krijgen.”
Gemeenten hebben meer geld nodig
Daarnaast staan belangrijke samenwerkingspartners van de ggz-sector, zoals gemeenten, onder grote financiële druk. Vanaf 2026 komen gemeenten namelijk in een overgangsperiode tussen het oude financiële systeem dat in 2025 afloopt, en het nieuwe dat in 2027 ingaat. Hierdoor missen gemeenten gezamenlijk ruim 3 miljard euro. Peetoom: “Dit maakt het onmogelijk om meerjarige afspraken met gemeenten te maken. Dat maakt het ook lastig om voor nieuwe plannen geld te krijgen uit de transformatiemiddelen omdat hiervoor meerjarige financiële zekerheid vereist is. Dit vormt een risico voor het behalen van onze IZA-doelen, want gemeenten zijn essentieel in onze plannen. Als meer mensen de weg vinden naar andere ondersteuning in plaats van ggz, neemt de financiële druk op gemeenten toe, dus daar zal extra geld naartoe moeten.”
Opschalen digitale zorg
Ondertussen werkt de ggz-sector gestaag door. In de helft van de regio’s zijn mentale gezondheidsnetwerken opgericht en de meeste instellingen werken aan het verminderen van de regeldruk. Peetoom: “Hier kunnen we zelf nog stappen zetten, net als in het verder opschalen van digitale zorg. Bijna de helft van de instellingen biedt nu voor een deel van hun aanbod hybride zorg aan. Dit moeten we de komende jaren verder gaan uitbreiden en het is belangrijk om onze professionals hier goed in mee te nemen. Maar we zijn nog niet halverwege, dus we gaan er nog stevig tegenaan,” besluit Peetoom opgewekt.
Bij de ondertekening van het IZA is afgesproken om halverwege de looptijd een tussentijdse ‘mid-term review’ uit te voeren. Die is onlangs naar de Tweede Kamer gestuurd. Verhalen uit heel het land zijn gebundeld in het magazine ‘Samen werken aan zorg en welzijn’.
Geen reactie's